Arbeidsongeschiktheid

Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op: 26-11-2023

Arbeidsongeval en invaliditeitsuitkering

Letsel als gevolg van werk wordt onderverdeeld in vier categorieën:

(i)                  blijvende totale invaliditeit

(ii)                 blijvende gedeeltelijke invaliditeit

(iii)                tijdelijke arbeidsongeschiktheid

(iv)               letsel van de werknemer die de dood tot gevolg heeft. 

Er is geen ondergrens aan toegang tot regelingen ter tegemoetkoming van letselschade die door het werk is veroorzaakt. Ongevallen onderweg naar en van het werk vallen ook onder deze regelingen.

Een bedrijfsongeval is “enig ongeval dat een werknemer overkomt tijdens en door de uitvoering van de verplichtingen in zijn arbeidscontract waardoor letsel ontstaat”. Werknemers in de private sector worden gedekt door de Wet op Ongevallen op het Werk van 10 april 1971. Werknemers in de publieke sector worden gedekt door een afzonderlijke wet van 3 juli 1967 inzake ongevallen op het werk.

In het geval van tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid heeft de verzekerde recht op 90% van zijn gemiddelde dagloon. Het maximum van dit basisloon was in 2013 €40.927,18. In het geval van tijdelijke gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangt de werknemer een uitkering die evenredig is aan het verschil in loon voor het ongeval en het loon na terugkeer op het werk. 

Bij blijvende invaliditeit of als de arbeidsongeschiktheid wordt geacht voor onbepaalde tijd te duren (stabiel genoemd), wordt drie jaar lang een jaarlijkse tegemoetkoming betaald. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van de mate van ongeschiktheid en van het loon dat de werknemer voor het ongeval verdiende.

Gedurende deze drie jaar en in het bijzonder tegen het einde ervan wordt de mate van invaliditeit definitief vastgesteld. Wordt de invaliditeit bevestigd als blijvend van aard te zijn, dan ontvangt de werknemer een pensioen tot aan diens pensioengerechtigde leeftijd. Een derde van het totaal te ontvangen pensioenbedrag kan ineens worden uitbetaald, mits de invaliditeit meer dan 19% bedraagt. Indien de verzekerde hulp van derden behoeft, heft hij recht op een aanvullende toelage van maximaal 12 keer het gemiddelde gegarandeerde maandinkomen, evenredig aan de mate van onmisbaarheid. 

In geval van een ongeval dat de dood van de werknemer tot gevolg heeft, is er recht op nabestaandenpensioen. Rechthebbenden zijn de wettige echtgenoot/note, wettelijk erkende samenlevingspartner, kinderen tot 18 jaar, en, in sommige gevallen, de ouders van de overleden verzekerde.

De echtgenoot/note of wettelijk erkende samenlevingspartner hebben recht op een jaarlijkse uitkering van 30% van het basisinkomen van de overledene.

Een kind ontvangt 15% van het basisinkomen van de overleden verzekerde (tot een maximum van 45% voor alle kinderen). In het geval van wezen ontvangen de kinderen 20% van het basisinkomen van de overleden verzekerde (tot een maximum van 60% voor alle kinderen).

De uitvaart wordt mede bekostigd tot een bedrag van 30 maal het gemiddelde dagloon van het slachtoffer, welk bedrag wordt uitgekeerd aan de nabestaanden. Overige kosten met betrekking tot het vervoer van de overleden werknemer worden geheel vergoed.

(European Commission; http://fedris.be/fr/home)

Loading...